MET DE TREIN NAAR ROOSENDAAL

door Bert Braspenning

 

Voor mij is Roosendaal net zo een bekende lossingplaats als Orleans en Bordeaux. Vanaf mijn jeugd, ja zo lang heb ik al duiven en was tot nu toe niet een dag zonder. Zeventig jaar duivensport en van alles meegemaakt, hoogtepunten en dieptepunten. Al het mooie en dat was heel wat heb ik onthouden.

Wat dat aangaat kan ik wel 5 boeken over de duivensport schrijven. Roosendaal was bij ons altijd de eerste wedvlucht van het seizoen, zowel bij de oude, de jongen als de navluchten. Het was “mijn” vlucht omdat ik vele keren als eerste werd afgevlagd. Ik was erop gebrand van elke discipline de eerste op Roosendaal te spelen omdat ik vond dat de concurrentie vanaf de eerste vlucht beter achter mij aan konden zitten dan andersom. Omdat ik vanaf mijn negende jaar met duiven speel ken ik veel oude verhalen. Dit keer gaat het over Roosendaal van vlak voor de tweede wereldoorlog. Ik heb daar dus zelf niet aan meegedaan, het verhaal is er daardoor niets minder om. Er bestond toen al een samenspel in de Zaanstreek onder de naam Z.C.C. waar toen drie verenigingen in meespeelden, later zouden dat er 15 worden en nu zijn we helaas afgezakt naar vier waarvan er eentje op de rand van de afgrond balanceert. Wat dat aangaat ziet het er niet rooskleurig uit, jammer genoeg zien we datzelfde beeld in het hele land. Eigenlijk ongelooflijk omdat jarenlang vele duizenden liefhebbers van de duivensport hebben genoten, daarnaast blijf ik het ontzettend jammer vinden dat onze toenmalige bestuurders onze hobby onvoldoende hebben uitgedragen. Er zijn nu nog mensen die denken dat je een duif met een brief in zijn snavel ergens heen kunt sturen om de brief te bezorgen en het gelul over duiven die alleen maar op de was poepen ben ik jarenlang doodziek van. Wat zijn er al die jaren toch een mogelijkheden blijven liggen om de duivensport voor een groot deel van de bevolking populair te maken.

Wat ik aan u wil vertellen is de vlucht Roosendaal voor jonge duiven die in de dertigerjaren in de Zaanstreek werd gehouden. Het vervoer was al zeer modern, de tijd dat de duiven met de hondenkar of paard en wagen werden verzonden was bijna vergeten. De duiven gingen nu met de trein, vandaar dat er toen diverse duivenclubs waren die hun clublokaal vlakbij het station hadden. De rieten manden met duiven werden per handkar naar de goederenwagons gereden om ingeladen te worden. Op de manden werd met behanglijm een sticker geplakt, waarop de naam van het station waar de duiven gelost moesten worden. Een begeleider was er niet, het lossen werd gedaan door de plaatselijke stationschef, het was een onderdeel van zijn werkzaamheden. Of de man iets met duiven had was niet bekend, of hij het verschil wist tussen kraaien, duiven of spreeuwen is ook niet bekend. Zijn taak was het opentrekken van de manden die in de goederenwagons stonden opgesteld. Aan water geven had toen nog nooit iemand gedacht. De stationschef bepaalde of er wel of niet gelost werd en ook hij bepaalde het tijdstip van de lossing die dan telefonisch aan een van de Zaanse bestuurders werd doorgeven. Er waren enkele plaatsen zoals een café, de slager of de kapper waar de liefhebbers konden lezen of de duiven wel of niet gelost waren. Zo ook de bewuste dag van de eerste Roosendaal voor jonge duiven, een gemiddelde afstand van 110 km. De lossingtijd is niet meer te achterhalen, wel is het bekend dat de lossing in de vroege morgen had plaats gevonden. Dus ruim voor de middag moesten de prijzen verdiend zijn. Dat was niet het geval, het werd al spoedig een snelheidsvlucht met een rampzalig verloop. Sommigen kregen enkele duiven door, anderen maar een of twee en een aantal stond aan het begin van de avond nog op hun eerste duif te wachten. Paniek onder de Zaanse duivenmelkers. Na informatie bij station Roosendaal bleek dat de stationschef de duiven wel degelijk had gelost.

 

GOEDERENLOODS

Wat hij niet had verteld is dat heel veel duiven vanuit de manden een goederenloods waren ingevlogen en nu allemaal boven in de loods op de hanenbalken zaten. De goede man was in paniek en wilde redden wat er te redden viel. Met geen mogelijkheid kreeg hij de duiven uit de loods. Opeens kreeg hij een helder moment, hij had weleens gehoord van duivenmelkers en misschien had dat wel iets te maken met het feit dat duiven melk dronken. De man had voor eigen rekening de nodige liters melk gekocht en die over een groot aantal borden die op de grond in de loods stonden verdeeld. Misschien was dat een manier om de duiven de loods uit te jagen. De hele dag was hij daarmee bezig geweest maar geen duif kwam naar beneden. Er bleef niets anders over om dit voorval aan de Zaanstreek door te geven. Nog diezelfde dag zijn een aantal auto’s met liefhebbers, ladders en manden naar Roosendaal gereden om daar gedurende een groot deel van de nacht duiven te vangen.

Zo kwam aan dit sprookje ook weer een “happy end”. Een waar gebeurd verhaal om nooit te vergeten.