door Bert Braspenning

 

Een bekend gezegde binnen de duivensport is; in de winter worden de prijzen voor het volgende jaar verdiend. Die uitdrukking is gebaseerd op de rui. Alle vogels zijn aan dit natuurlijke verschijnsel onderworpen. Een goede rui geeft een goede gezondheid aan en is voor onze duiven van het grootste  belang voor de goede kweek en vliegresultaten. Met goede kweekresultaten wordt bedoeld de opgroei van  de jonge duifjes. Met kwaliteit heeft het helemaal niets te maken. Zelfs de slechtste duiven kunnen prachtige jongen in het nest hebben. Hoe de vliegprestatie van de jonge garde zal zijn weten we pas aan het einde van het seizoen en dan weten we nog niet alles. Het komt maar al te vaak voor dat jonge duiven die in hun geboortejaar meer dan goed presteren er als jaarling niets van terecht brengen. Het omgekeerde gebeurt zelfs vaker en dat maak je alleen mee als je duiven die als jong maar matig hebben gepresteerd toch aanhoudt. Het komt regelmatig voor dat ze als jaarling de sterren van de hemel spelen.

Meestal gebeurt dat door duiven die de baas als duif aan staan, en niet op grond van geleverde prestaties door de selectie zijn gekomen. De rui van onze duiven duurt het gehele jaar en dat is maar goed ook. De baas kan daaraan aflezen hoe het met de gezondheid is gesteld.

 

Elke morgen als ik in het hok kom is het eerste wat ik doe kijken of er overal enkele pluimpjes liggen. Vooral in het vliegseizoen bij de weduwnaars is het genieten als je in de broedhokken kijkt naar de mooie kleine droge mestbolletjes waarop een paar pluimpjes liggen. Dan begin je fluitend aan de algehele verzorging van je kolonie omdat je gezien hebt dat het met de gezondheid wel goed zit. De grote rui begint normaal gesproken in augustus. Het seizoen voor de oude duiven is dan gedaan en eigenlijk zou het goed voor de duiven zijn om ze dan niet meer te spelen. Doch er spelen in die periode ook andere belangen een rol. Vooral tegenwoordig met al die verschillende (nationale) competities commerciële belangen. Daarom wordt alles in het werk gesteld om de rui te vertragen, Of dat een goede of slechte invloed heeft kunnen we in januari zien, dan moeten alle duiven onberispelijk door de rui zijn gekomen. Degene die aan winterkweek doen kunnen dat eigenlijk enkel met kweekduiven die vanaf begin augustus al gescheiden zitten. Nog beter zou het zijn om de eieren van die duiven door voedsterkoppels te laten uitbroeden en dat houdt in dat we nog meer duiven moeten houden.

Het seizoen is nog maar pas afgelopen, nu alweer kweken en eind januari zitten alle hokken weer vol. Nooit heb ik daar enig probleem mee gehad maar nu moet ik er niet aan denken om zoveel duiven te moeten verzorgen en verzorgen is meer dan elke dag een handje voer in het hok gooien. Dat kunnen we wel doen om onze kippen aan de leg te houden maar  duiven waar prestaties van verwacht worden vragen een andere behandeling. Dat zijn allemaal topsportertjes, die mag het aan niets ontbreken en daarvoor moet je een compleet trainings- en verzorgingsschema vaststellen. Veel werk, maar als alles verloopt zoals de baas dat in zijn hoofd heeft is de inzet niet voor niets geweest en dat geeft een meer dan voldaan gevoel.

 

De eerste eieren liggen er

 

Bij mij nog niet, onze kweekduiven (inderdaad onze kweekduiven) want vanaf dit jaar hebben Marco en ik onze krachten gebundeld door gebruik te maken van ons gezamenlijke kweekhok. Tussen kerst en nieuwjaar worden de 24 koppels gezet zoals we het geruime tijd geleden op papier hebben vastgelegd. Zeker weten dat er op het allerlaatste moment nog wel iets gewijzigd zal worden. Misschien door dat een koppel helemaal niets van elkaar wil weten of dat we vinden dat die bepaalde doffer toch beter tegen een andere duivin gezet kan worden. Allemaal gebeurtenissen die bij onze hobby horen. Vrij paren daar doen we niet aan. Je hebt ook meer eer van je werk als je enkele heel goede duiven hebt gekweekt waarvan je de ouders zelf hebt samen gezet. Vroeger lette ik er op dat ik geen twee duiven bij elkaar zette met dezelfde ogen. Ik wil niet zeggen dat het flauwekul is maar ik kijk daar niet meer naar en kweek nog net zoveel slechte (en goede) als voorheen. Bij het formeren van de kweekkoppels lette ik er op dat ik zoveel mogelijk een grote tegen een kleinere duif zette, dit met de bedoeling een type van middelmatige grootte te kweken. Weet u wat er gebeurde, er kwamen of grote of kleine types uit dat koppel, compensatiekweek is bijna niet mogelijk, althans dat is mijn ervaring. Voor de hand liggend is dat je de twee beste duiven tegen elkaar zet en daar als het maar eventjes kan minstens vier of zelfs zes jongen van kweekt. Op zich heel goed, het geeft echter geen garantie voor de kwaliteit. Het komt regelmatig voor dat er ergens een top duif gekweekt wordt in het vlieghok uit twee jaarlingen die nog geen noemenswaardige vliegprestaties hebben geleverd. Het is daarom dat ik altijd uit al mijn duiven heb gekweekt. Duiven die het volgens de baas waard zijn een plekje op het vlieghok te krijgen zijn het in mijn ogen ook waard om er van te kweken. Het probleem is dat we eigenlijk allemaal (veel) te veel duiven bezitten. Op de meeste hokken zitten te veel kweekduiven (althans zo worden ze genoemd), vandaar dat van de meeste koppels maar twee jongen gekweekt worden, eigenlijk zouden dat er minstens vier moeten zijn, daarvoor hebben we toch kweekduiven. Als je er jaarlijks maar twee jongen van kweekt kom je er nooit achter wat de kweekwaarde  is. Als we uit alle kweekkoppels vier jongen kweken en ook nog eens een aantal duiven van de vliegers aanhouden puilen de hokken uit. Dan komen we weer bij het punt van hoeveel goede duiven komen er uit een en hetzelfde kweekkoppel. Meestal geen een en soms een en gelukkig zijn er ook voorbeelden van kweekkoppels die regelmatig bruikbare duiven op de wereld zetten. Het geeft aan hoe moeilijk of hoe ingewikkeld het is om uit een minimale bezetting toch elk jaar een aantal duiven te kweken waarmee we onze kolonie op peil houden en dat is dan weer de charme van onze hobby. Het komt er op neer dat we er maar weinig van af weten en dat er elk jaar weer een dosis geluk nodig is om een goede te kweken. Ik redeneer nog steeds zo. Samen met mijn zoon Marco hebben we 24 kweekkoppels en die zitten daar allemaal voor ons en voor niemand anders. Het zijn onze kweekduiven en het maakt ons niet uit welke koppels duiven voortbrengen die een voldoende halen. Aan de afstamming kan het niet liggen, als die niet goed zou zijn zitten dergelijke duiven in ieder geval niet in ons kweekhok

 

Het bezit van een topduif

 

Elk jaar worden ze gekweekt en is een rijk bezit. Het is een geweldig gevoel zo’nn duif zelf gekweekt te hebben en het is helemaal fantastisch om er ook nog een paar broers en zussen van te hebben die kwalitatief bijna niet onderdoen voor die ene absolute topper. Zo’ n hok heeft een bijzonder goede commerciële waarde en is voor een aantal liefhebbers zelfs van levensbelang. We kunnen ons afvragen of het commercieel nog wel zo belangrijk is om een topduif in je hok te hebben. Het voorbije weekend heb ik een tweedaagse internetverkoping gevolgd, een groter succes is bijna niet denkbaar. Geweldig wat een opbrengst voor hoofdzakelijk jonge duiven met een fraaie afstamming van veelal bekende commerciële liefhebbers. Maar daar hebben we het al meerdere keren over gehad, dat geeft geen enkele garantie. Ook was er nog een verkoop van jonge duiven (uit elk kweekkoppel slechts een) die nog nooit in de mand hebben gezeten maar wel speciaal voor die internet verkoop waren gekweekt, gemiddelde opbrengst meer dan 5000 euro per stuk. Zonder meer een fantastisch resultaat, iets om jaloers op te zijn. Commercie is niet meer los te zien van geen enkele sport. Elke sport is er afhankelijk van en binnen de duivensport komen er zelfs steeds meer liefhebbers waarvan hun simpele postduivenhobby inmiddels van levensbelang is geworden. Gelukkig dat die mannen niet afhankelijk zijn van de verkopen in eigen land, dan zou het armoede troef zijn. De tijd dat er bij een duif een eigendomsbewijs zat met op de achterkant het ringnummer van de vader en de moeder vond ik, ondanks dat ik ook van de commercie mee profiteer, toch vele malen leuker.